klein gespuis Japie krekel

Klein gespuis, 30 jaar samen reizen deel 3


Klein gespuis

Kleine gekleurde kevertjes maar ook grote zwarte torren rennen over de zandvlakte. Sprinkhanen met krachtige gekleurde achterpoten springen soms wel 80 cm ver. Degenen met rode flanken klapperen tijdens de sprong, maar de kleinere gele variatie doet het iets rustiger aan.

Overal treffen we de vliegen die niet rusten voordat de zon ondergaat, de dag gebruiken ze om zoveel mogelijk rondjes rondom ons hoofd te vliegen en speurtochten in neus en oren te ondernemen.
Hagedisjes kruipen over de stenen om vervolgens in een holletje te duiken. Sommige rennen op hun korte pootjes terwijl andere juist zo ver mogelijk springen.

Een groot soort vleugelloze sprinkhaan, een krekel genaamd Acanthoplus discoidalis, maakt indruk op ons. Met een betje zand tegen zijn ca 8 cm lange lijf proberen wij hem te stimuleren een andere route te kiezen. Dat vindt hij maar niets en luid krijsend en komt hij woedend op ons af rennen. Uit respect voor dit klein gespuis doen wij maar een stapje opzij…

Vlindertjes in verschillende kleuren en kleine vogeltjes begeleiden ons tijdens de autorit alsof ze ons de weg willen wijzen naar de mooiste plekjes. Een klein wit insectje speurt op slechts 5 cm boven het zand naar zijn prooi. Qua uiterlijk heeft hij nog het meeste weg van een zachte harige bij maar dan in albino uitvoering.
De dikke “mumsels” stellen wij minder op prijs: enorme vliegende insecten van ca 6 cm die met een noodvaart op je afvliegen en die zomaar een blauwe plek op je voorhoofd kunnen opleveren.

Hoe leeg Namibië soms ook lijkt, overal is dit soort klein gespuis te vinden!

Klauteren over de keien

De massieve Brandberg torende boven het uitgestrekte landschap uit. De zon gaf de berg een stralend rode gloed terwijl het gravelpad ons door het verlaten gebied stuurde. Waar ooit de rivier stroomde prijkte nu mooie groene bosjes vol gekeurde bloemen. Aan de andere kant tekende de grillige vorm van een boom haar silhoutte af tegen de oranje rode aarde en de knalblauwe lucht.

Een kleiner, bijna onzichtbaar spoor lokte ons de berg over waar een fantastisch vergezicht onze ogen streelden. De kleuren herinnerde ons aan onze reis door Latijns Amerika. Witte velden met gele en groene gloed afgewisseld met diep bruine tinten van de rotsen die door het zonlicht haast een paarse kleur kregen.

Het smalle grondpad maakte plaats voor keien en even later laveerden wij tussen de rotsblokken door op zoek naar het spoor. Plotseling doken daar wat tentjes op, twee mijnwerkers genoten van hun lunch: miellie pap met wat vlees. Trots toonden ze ons wat amethist steentjes waar ze naar op zoek waren. Na een gezellig praatje vervolgde wij onze weg. Hun aanwijzing: zie je dat struikje? Daar ga je naar links.

Door de droge riverbedding leek de beste route tot er door flinke rotsblokkenen weer een vernauwing zodat we er niet tussen door konden rijden. Het naastgelegen gedeelte leek vlak maar de witte halmen verdoezelden de blokken en de gaten waardoor wij een aantal keren voor verrassingen kwamen te staan.

Ooit waren hier eerder auto’s geweest maar dat was al lang geleden, wij leken ons op een verlaten maanlandschap te begeven. Met 5 a 10 km per uur schoot het niet echt op. Temidden van dit prachtige natuurgebied besloten wij te stoppen en wat te eten te koken voordat de zon onder ging. Zodra ook de sterren verschenen ging de tent omhoog en waakte de maan over het gebied.